Zuchtwertschätzung im SV

Fokwaardeschatting in Duitsland

 

Naast alle afkortingen die de foto’s van Duitse Herders (vooral de dieren afkomstig uit Duitsland) sieren zoals, Sch , Kkl, FH, enz. is er een belangrijke afkorting bijgekomen namelijk: ZW (met een getal erachter).

Deze ZW staat voor Zuchtwertschätzung, en het begrip heeft te maken met heupdysplasie. Hieronder volgt een uiteenzetting over dit begrip.

 

In mei 1998 besloot de Duitse SV (moeder organisatie van de Duitse Herdershond) tot de introductie van de Zuchtwertschätzung of in het Nederlands de Fokwaardeschatting.

Dit instrument werd geïntroduceerd als wapen in de strijd tegen de Heupdysplasie. Alhoewel door verantwoorde fokkerij door de jaren heen er al goede resultaten werden geboekt ter bestrijding van deze afwijking.

Zou de Fokwaardeschatting de kans op slechte heupen bij nakomelingen nog verder moeten verkleinen.

De fokwaardeschatting werd met name in de veeteelt al jaren lang gebruikt, ook bij andere hondenrassen werd er al mee gewerkt.

 

Het is op ervaringen gebaseerd dat dieren niet altijd vererven, zoals ze zelf zijn. Het is de dagelijkse realiteit dat zo menige kampioen maar zeer middelmatig vererft. Daarentegen zijn er op “papier” minder imposante (qua eigen prestaties) dieren die geweldige nakomelingen brengen.

Hierboven praat ik meer over de werkeigenschappen of de exterieur kwaliteit van de nakomelingen. Wat nog belangrijker is de gezondheid. Daar geld deze regel ook.

Een gezonde ouder is geen garantie voor gezonde nakomelingen. Heupdysplasie bij ons ras ontstaat toch meestal desondanks dat de ouders zelf voldoen aan een HD kwalificatie die door de rasvereniging (VDH) toegestaan is om mee te fokken. (HD min,HD TC, HD plus-min of HD normal, HD fast normal, HD noch zugelassen).Of vergelijkbare uitslagen volgens het FCI-beoordelingssysteem

De VDH adviseert, als een van de ouders plus min (noch zugelassen) heeft, uitsluitend een partner te kiezen met HD min (HD normal).

 

Als het zo kan zijn dat de vererving van de ouder dus anders kan zijn als zijn eigen kwaliteiten, mag je afvragen waarom dan alle fokkerij criteria ( fokgeschiktheidskeuring) afgestemd zijn op het dier zelf, inplaats van op de te verwachten kwaliteit van de nakomelingen. Oftewel op hun te verwachte vererving. Dat de fokgeschiktheidskeuring nog steeds een uitstekend instrument is, staat als een paal boven water.
Ook hier kan de fokker d.m.v de keurberichten en aanbevelingen van de keurmeester informatie verkrijgen omtrent de kwaliteiten en tekortkomingen van de hond, waarmee rekening gehouden kan worden bij latere partnerkeuzes. Alleen voegt de fokwaarde met het inschatten (d.m.v. een getal) van te verwachten kwaliteiten er een nieuwe denkwijze aan toe.

Wellicht zou een fokgeschiktheidskeuring die ook in getallen de kwaliteiten qua bouw en karakter weergeeft, nog meer duidelijkheid verschaffen . Het Wesenwertmessziffernsystem (voormalige DDR) was zo gek nog niet. Ik kom hier later dit jaar in een artikel over de DDR en hun systeem op terug.

.

Van de paradox, dat de vererving van de ouder anders kan zijn dan zijn eigen kwaliteiten, is bijna iedere fokker zich bewust, vandaar dat veel fokkers proberen om door eigen speurwerk informatie te verkrijgen over eventuele nakomelingen en/of nestgenoten van bijvoorbeeld de dekreu.

Het effect van een enkel bijzonder slecht en/of bijzonder goed individu (als nakomelingen) weegt vaak onevenredig zwaar in de meningsvorming van een bepaalde dekreu.

Daarbij is het voor een fokker ondoenlijk om bijvoorbeeld in Duitsland waar 30.000 pups per jaar ingeschreven worden in het stamboek (SV) het overzicht te behouden of te verkrijgen.

- In Nederland 3750 pups per jaar ingeschreven in het stamboek (NHSB)

 

Vandaar dat de aandacht van de fokker zich bijna uitsluitend richt op de kwaliteit van de dekreu en fokteef. Met name door de verbeterde computer communicatie en data technieken, is de tijd gekomen dat de SV hun leden niet meer alleen kan documenteren hoe de dieren zelf zijn, maar ook wat hun vererving waarschijnlijk zal zijn.

Het doel van het berekenen van een fokwaarde is het zo goed mogelijk schatten van de genetische aanleg van een dier voor een bepaald kenmerk. Door het toekennen van een getal aan het dier betreffende het kenmerk.

Het kenmerk wat hier van toepassing is, is de fokwaardeschatting betreffende Heupdysplasie(HD). Naast het genetische aspect wat een rol speelt bij de ontwikkeling van HD, zijn ook aspecten als juiste opvoeding van de pup (belasting c.q. overbelasting) en een gebalanceerde hoogwaardige voeding afgestemd op het ras, van invloed op de ontwikkeling van HD.

 

Uitleg van de Zuchtwert/Fokwaardeschatting

 

Zoals gezegd wordt de Fokwaarde uitgedrukt in een getal. De cijfers zijn relatieve cijfers. Het gemiddelde van de hele populatie Duitse Herders wordt aangegeven door het cijfer 100.

Heeft een hond een fokwaarde van 100 dan wil dat zeggen dat hij vererft (schatting) volgens het gemiddelde van het ras.

Heeft de hond een fokwaarde boven de 100, dan wil dat zeggen dat hij de vooruitzichten voor de nakomelingen op het kenmerk heupen, negatief beïnvloed.

Heeft de hond een fokwaarde onder de honderd dan wil dat zeggen dat hij de vooruitzichten voor de nakomelingen op het kenmerk heupen gunstig(er) beïnvloed.

Vanaf 1999 zijn de leden in Duitsland verplicht een combinatie te kiezen die gemiddeld op maximaal 100 uitkomt.

Uitgangspunt is dat de nakomeling de helft van de vader, en de andere helft van de moeder meekrijgt. Vandaar dat de fokwaarde van de vader en de moeder worden opgeteld en gedeeld door twee. Dit getal mag maximaal 100 zijn.

Heeft men bijvoorbeeld een teef met een fokwaarde van 107 dan zal men een reu moeten kiezen met minimaal een fokwaarde van 93 of minder.

De fokwaarde is geen statisch gegeven, maar wordt per kwartaal bijgesteld aan de hand van nieuwe informatie die betrekking heeft op het dier en zijn fokwaarde. Behalve de eigen röntgengegevens van het dier spelen daarbij de vererving van vader en moeder (broers/halfbroers/zusters/halfzusters) en vooral de eigen nakomelingen een belangrijke rol.

De eigen röntgen uitslag van het ouderdier speelt na 30 to 40 nakomelingen met een HD uitslag bijna geen rol meer. Zo kan de paradox optreden dat bijvoorbeeld een dekreu die zelf de hoogste HD uitslag heeft (HD min/HD normal) toch aan de hand van zijn vererving een slechte fokwaarde heeft.

 

Een voorbeeld:

Er vindt een dekking plaats tussen twee ouderdieren met beide een fokwaarde van 100.

Van hun verwanten is niets bekend. De nakomelingen vertonen slechte HD uitslagen. Omdat niet aangetoond kan worden of de vader dan wel de moeder debet is aan deze vererving, wordt bij beide ouderdieren de fokwaarde slechter bijv: 110 (bij de 3 maandelijkse aanpassing van de fokwaardes)

De teef (110) wordt bij een volgende loopsheid gedekt door een reu met een goede fokwaarde 90 (110+90 = 200 : 2 = 100) Deze reu heeft al 80 nakomelingen waarvan er 30 geröntgend zijn met een overwegend goede uitslag.

Weer is er onder de nakomelingen uit deze combinatie middelzware en zware HD geconstateerd. Nu wordt door deze tweede paring van de teef haar slechte vererving duidelijk.

Ze heeft met een goed verervende reu, opnieuw slechte nakomelingen! Haar fokwaarde zal bij de volgende bijstelling van de cijfers drastisch stijgen.

Voor de dekreu zal de uitslag iets minder hard aankomen in zijn fokwaarde, omdat hij een veel gevraagde dekreu is, die veel nakomelingen brengt die overwegend goed zijn op de heupen (rekenkundig).

Voor de reu van de eerste dekking heeft het positieve gevolgen. Stel dat hijzelf geen nakomelingen meer had, zal hij toch ontlast worden in zijn fokwaarde. Deze zal bijvoorbeeld zakken van 110 naar 100.

 

 

De Nederlandse Duitse Herdershond

 

Iedere fokhond reu of teef, krijgt in Duitsland dus een fokwaarde voor de vererving van Heupdysplasie. Noodzakelijk daarvoor is dat de hond ingeschreven is in het Duitse Stamboek (SV=Schäferhund Zuchtbuch), zelf een officiële HD-uitslag heeft en minstens drie generaties uitslagen van het A-befund (Duitse HD uitslag, ook wel A-stempel genoemd) of vergelijkbare uitslagen volgens het FCI-beoordelingssysteem bekend zijn.

 

Om in het Duitse fokwaarde systeem te integreren lijkt het op het moment raadzaam, de honden volgens het Duitse SV beoordelingssysteem (a-befund) te laten registreren.

Ook al heeft een hond geen nakomelingen is er toch een geschatte fokwaarde op basis van de gegevens van de ouders.

Stamt de hond af van bekende Duitse ouders, dan krijgt hij een gemiddelde van beide volgens het normale Duitse systeem. Is één van de ouders of beide niet van Duitse afkomst, dan krijgt de hond de waardering A6 = A Ausland.

De waardering komt dan altijd ongunstig uit, zo rond de 100 (hoogst gewenste gemiddelde). Er wordt geen rekening gehouden met HD- of HD-tc of HD plm, wat in Duitsland wel gebeurt. Als je fokt, moet je daar rekening mee houden.

 

Voorbeeld: In de kennel vom Grübenlander Schupo is Aranka vom Sharazan op 1 maart 2001 gedekt door Camp vom Mühlteich Aranka heeft de fokwaarde 74 (erg goed) en Camp 66 (nog beter).

De pups komen dan op de waarde 70 (heel fraai). Waarom is dat zo fraai? Welnu, als de waarde gelijk blijft (deze verandert per drie maanden, dus per kwartaal) kunnen de nakomelingen de volgende waarden krijgen: in geval van "a" normal
gaat er 5 punten af = 65, bij fast normal komt er 5 punten bij = 75 en bij noch zugelassen komt er 20 punten bij = 90. Met alle nakomelingen met de "a" kan dan nog verantwoord worden gefokt.


Stel nou een fokker heeft daarentegen een nest gefokt met de gemiddelde waarde van 94. Bij normal krijgt de nakomeling 89, bij fast normaal 99 en bij noch zugelassen 114! Op die wijze sluit hij sommige honden op voorhand uit van de fok. En dat gebeurt maar al te vaak.
Als je dus een hond zou kopen met een gemiddelde als ongeröntgende pup van 95, dan kon je wel eens dom bezig zijn (afgezien van wat je ermee wilt, natuurlijk).

De hond kan wel fast normal krijgen, wat toch goed is, met 100. Zo bestaan er honden met normal met de waarde 114. Een bekend voorbeeld was een VA-1 van de laatste jaren. En toch gaan fokkers er dan massaal naar toe. Men vergeet echter, dat de waarde niet voor niets is ontstaan (ouders, voorouders, broers, zussen en eigen vererving....!). 

 

Van steeds meer in Nederland gefokte honden zijn fokwaardecijfers bekend. Dit zijn Nederlandse honden, die een SZ nummer hebben en ook in Duitsland voor de fokkerij zijn gebruikt, of in Duitsland (vaak meerdere generaties) röntgen uitslagen hebben. Een voorwaarde is ook dat het DNA onderzocht is (DNA geprüft en gelagert)
Veel Nederlanders die een hond in Duitsland laten röntgen maken de fout wel het rashondenlogboek op te sturen maar geen copie stamboom Men moet zich realiseren dat het Duitse Kantoor niet zonder meer extra zoekwerk gaat verrichten zonder betaling. Op het kantoor werken betaalde mensen. Elke vorm van dienstverlening zal een commerciele tegenwaarde moeten hebben volgens marktwaarde.
De Nederlandse verwachting dat dit zomaar gebeurt blijkt vaak een misvatting. Vandaar dat men van incidentele buitenlandse honden soms verlangt opname in het SZ tegen betaling van DM 50,-

De DNA gegevens vindt men op de driemaandelijks uitgegeven CD-Rom SV-Genetics. Op deze CD-Rom staan ook veel Nederlandse Duitse Herdershonden .
Binnenkort zullen ook in de Nederlandse Dek- en geboorteberichten de Fokwaardecijfers van deze CD-Rom opgenomen worden met als bronvermelding "SV-Genetics".
De cd kan besteld worden bij de SV shop Ook is er een online service om direct een Zuchtwert op te vragen, je kan zoeken op naam of SV nummer. Mijn ervaring is dat zoeken op SV nummer het beste werkt.

 

Nogmaals dient opgemerkt te worden dat de fokwaarde enkel en alleen betrekking heeft binnen ons ras, op het kenmerk Heupdysplasie.

Een fokker heeft natuurlijk nog tal van andere zaken waarmee hij bij een paring rekening mee moet houden. Bijvoorbeeld de beide bloedlijnen van de ouderdieren, de gewenste kwaliteiten betreffende gebruikswaarde en exterieur.

En daarnaast zijn er nog andere (uitsluitende) gebreken (beharing, kryptorchide/monorchide, gebits/kaak fouten, enz) die een ouder (of voorouder) meer of minder vererft, en waarmee de fokker moet stoeien in zijn besluitvormingsproces omtrent de keuze van de fokpartner.

Feit is wel dat de fokwaarde een dusdanig belang is toegeschreven, dat hoe goed een bepaalde reu ook bij een teef zou passen, Als de fokwaarde van reu en teef opgeteld boven de 200 komen, de fokker van een paring af moet zien.

Feit is ook dat als een fokker van Duitse Herdershonden, zich conformeert met deze strenge eisen, en dus fokt met als doel het ras op een steeds hoger peil te brengen. En daarnaast ook nog het doel heeft zo hoog mogelijk op het gebied van africhting of kynologie of ver boven het gemiddelde op beide fronten, te “scoren” met zijn fokproducten.

Het een ieder duidelijk mag zijn dat het aspect commercie niet van toepassing is binnen deze fokkerij. Je kunt dan beter spreken over idealisten die een hoog aanzien verdienen.

Bron vermelding: http://www.grubenlaender-schupo-nl.com/

Deze fokker is lid van de VDH.  Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse herdershonden.
Deze fokker is lid van de VDH. Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse herdershonden.
Deze fokker is lid van de VDH Ommen E.O.
Deze fokker is lid van de VDH Ommen E.O.